In samenwerking met admin 15:27 Uncategorized

Translationeel onderzoek & multidisciplinaire patiëntenzorg

Onze geneeskundige en wetenschappelijke praktijken zijn ruim voorzien van superspecialisten. De voordelen zijn duidelijk: zowel binnen de geneeskunde als in de wetenschap hebben we deskun-digen die ontzettend veel weten van bepaalde ziektebeelden, meetsystemen of denkprincipes. Er is echter ook een keerzijde.

Als je geneeskunde hebt gestudeerd kan je kiezen uit 43 specialisa-ties.1 Binnen een specialisatie is vervolgens wéér specialisatie moge-lijk. In de neurologie zijn er bijvoorbeeld zestien subspecialisaties, de kinderneurologie en de klinische neurofysiologie niet meegere-kend. Ook in de wetenschap is er steeds meer specialisatie. Anno 2025 bieden Nederlandse universiteiten en hogescholen 3304 stu-dies aan. De laatste drie jaar zijn daar 125 studies bijgekomen.2 De gemiddelde universiteitsbibliotheek heeft toegang tot meer dan 25.000 wetenschappelijke tijdschriften.

Een schaduwkant van de verregaande specialisatie is dat uiteenlo-pende deskundigen tijdens hun verschillende opleidingen nogal uit elkaar drijven. Ze komen op eilanden terecht die van elkaar verwij-derd zijn. Ze leren allemaal een eigen taal spreken, waardoor ze elkáár uiteindelijk minder goed verstaan. Hun denkwijze en overtui-gingen worden gevormd door hun specialisatie. Ze raken sterk gericht op het eigen vakgebied en vinden het lastig (en jammer genoeg vaak ook minder interessant) om mogelijkheden te zien die daarbuiten liggen. De superspecialist kan steeds minder goed ‘out of the box’ denken, buiten het eigen denkraam, en daar nieuwe ideeën opdoen.

Translationeel onderzoek

Translatie betekent letterlijk ‘overbrenging’ of ‘verplaatsing’. Translationeel wetenschappelijk onderzoek is onderzoek waarbij kennis die is ontwikkeld op het eiland van de ene onderzoeker wordt verplaatst naar het eiland van een andere onderzoeker, om daar te worden getest of toegepast. Binnen de geneeskunde betreft dat vaak onderzoek waarbij kennis uit een laboratorium wordt ver-plaatst naar het ziekenhuis om te worden toegepast op patiënten. Dat kan ook de andere kant op: vragen van dokters uit het zieken-huis beantwoorden in een laboratorium met behulp van modellen of experimenten.

Het klinkt natuurlijk vanzelfsprekend, zulk translationeel onderzoek. De meeste arts-onderzoekers en laboratoriumonderzoekers propageren dan ook hier groot belang aan te hechten. Dat is waarschijn-lijk ten dele omdat subsidiegevers dat belangrijk vinden en het de kans op onderzoekssubsidies vergroot. De praktijk is in mijn erva-ring echter anders. De meeste artsen praten weinig met laboratori-umonderzoekers en de meeste laboratoriumonderzoekers komen nooit op een ziekenhuisafdeling. Artsen en laboratoriumonder-zoekers gaan naar verschillende congressen en blijven verder het liefst op hun eigen eiland.

Wij arts-onderzoekers zijn in het ziekenhuis. Daar zoeken we kennis die leidt tot een betere behandeling van onze patiënten. Daartoe doen we klinische trials: onderzoeken waarbij we grote groepen patiënten met elkaar vergelijken. Zulk onderzoek is belangrijk in de geneeskunde, omdat het leidt tot objectieve informatie over de werkzaamheid van nieuwe behandelingen. De mate van bewijs is daarbij van groot belang: we willen zeker weten of iets werkt en vei-lig is. Het werkingsmechanisme is ondergeschikt: het maakt niet zoveel uit hoe het werkt, als het maar werkt.

Laboratoriumonderzoekers vinden dit soort wetenschap fenome-nologisch en oppervlakkig. Het is immers niet primair gericht op nieuwe fundamentele ontdekkingen. Laboratoriumonderzoekers willen ontrafelen wat ziektes op microniveau doen en duiken daar voor zo nodig diep de moleculaire machinerie in. Vaak is dat voor artsen te theoretisch en irrelevant, omdat het bijna nooit kennis oplevert die leidt tot verbeteringen voor de patiënt. Wetenschappelijke tijdschriften voor laboratoriumonderzoekers zijn vooral geïnteresseerd in gloednieuwe ontdekkingen. In tegenstelling tot bij klinische trials is het moeilijk om resultaten van eenzelfde experiment nogmaals te publiceren om aan te tonen dat iets echt waar is. Dat resulteert in een veelheid van mooie nieuwe ideeën, maar vaak zwak bewijs. Samen met gebrekkig inzicht in de mogelijkheden binnen een ziekenhuis leidt dat tot problematische translatie naar de patiënt.

Multidisciplinaire patiëntenzorg

Binnen het ziekenhuis gaat dit de laatste jaren gelukkig beter. Dat is niet vanzelfsprekend, want ook voor medisch specialisten dreigt het risico op uit elkaar drijven en Babylonische spraakverwarring. In tegenstelling tot veel wetenschappers zijn de meeste medici zich hiervan echter toenemend bewust. Zoals gebruikelijk in Nederland komt daar geleidelijk aan de nodige formalisering bij kijken. In 2010 verscheen de handreiking “verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg”.3 Dat is een 67 pagina’s tellende uitleg van het belang van interdisciplinaire samenwerking met voorbeelden en werkwijzen. In 2008 werd de eerste versie van de “richtlijn informatie-uitwisseling tussen huisarts en medisch specialist” gepubliceerd. De derde versie telt 85 pagina’s en is te vinden in de richtlijnendatabase van de Federatie Medisch Specialisten.4 Hoewel overmatige regulering niet mijn favoriete onderdeel van de geneeskunde is, hebben deze aanbevelingen waarschijnlijk bijgedragen aan een structuur voor multidisciplinair overleg (MDO) in vrijwel alle Nederlandse ziekenhuizen. De meeste specialismen nemen deel aan meerdere MDOs. Vanuit de neurologie participeren we bijvoorbeeld in de MDOs geheugenklachten, neuro-ortho-pijn en slaapziekten. Daarnaast hebben we patiëntgebonden wetenschappelijk onderzoek geïnitieerd, zoals het SYNAPSE-onderzoek naar postictale verschijnselen met de psychiaters, het SELECTonderzoek naar EEG-gestuurde weaning na een reanimatie met de intensivisten en het BROCA-onderzoek naar de cognitieve gevolgen van een hartstilstand met de cardiologen, revalidatieartsen en neuropsychologen. Deze multidisciplinaire samenwerkingen brengen momenten van plezierig intercollegiaal contact en zijn vruchtbaar.

Ontzuiling begint bij jezelf

Specialisatie van wetenschappers en medici brengt verdieping, maar ook een risico op verzuiling en tunnelvisie. Translationele wetenschappelijke samenwerking biedt verbeterkansen, maar staat nog in de kinderschoenen. Multidisciplinaire samenwerking bínnen het ziekenhuis is al beter ontwikkeld en landelijk geïmplementeerd. Ik geloof dat translationeel onderzoek en multidisciplinaire patiëntenzorg kansen bieden op nieuwe wetenschappelijke kennis, betere patiëntenzorg en persoonlijke inspiratie. Richtlijnen en protocollen kunnen daarbij handvatten bieden, maar de belangrijkste stappen in de goede richting komen van onszelf: laten we over de grens kijken.

Referenties

1. https://www.knmg.nl/opleiding-herregistratie-carriere/geneeskundestudie/overzicht-opleidingen-1.htm.
2. https://www.studiekeuze123.nl/opleidingen.
3. https://www.knmg.nl/actueel/nieuws/nieuwsbericht/herzienhandreiking-verantwoordelijkheidsverdeling-bij-samenwerking-inde-zorg
4. https://richtlijnendatabase.nl/gerelateerde\_documenten/f/16544/ pdf%20hasp.pdf

(Visited 1 times, 1 visits today)
Facebook
Twitter
LinkedIn
Sluiten